augustus 2017 :
REACTIE OP EEN BOEKBESPREKING
Mijn boek Verlichting of darwinisme? verscheen in december 2014. De eerste jaren daarna had ik weinig tijd voor de promotie ervan. Nu is het augustus 2017, met iets meer tijd voor een terugblik.
. De reacties op het boek waren positief, voorbeelden daarvan vindt men elders op deze website (button ‘nieuws & reviews’). Er was één negatieve reactie, van een bioloog genaamd Gert Korthof. Hij schreef op zijn privé-website twee stukjes erover, op de datums 4 en 25 mei 2015. Inhoudelijk hebben ze geen relevantie, en de toon is onbeheerst. Ik zal twee van zijn bezwaren bespreken. Ze staan bij elkaar in de vierde voetnoot van zijn tweede stukje :
- In 1958 publiceerde de bioloog John Maynard Smith het boek The Theory of Evolution (hierna aangeduid als JMS’58). In mijn boek kwalificeerde ik JMS’58 als het hoofdwerk van JMS. Fout, zegt Korthof, het “is niet zijn hoofdwerk”. Korthof vindt The Origins of Life uit 1999 (JMS’99) “veel belangrijker” en “baanbrekend”.
- In mijn debat met het neo-darwinisme richtte ik me vooral op de woordvoerder ervan, Richard Dawkins. Fout, zegt Korthof, niet Dawkins maar JMS is de centrale figuur van het neo-darwinisme. En hij sluit af met: “Dat ontgaat Munnich allemaal”.
Eerst iets over het eerste bezwaar. In studiejaar 1999-2000 verscheen het Utrechtse Universiteitsblad nog op papier, inclusief een bladzijde huishoudelijke mededelingen gerangschikt op vakgroep. Onder het kopje Biologie las ik dat de leesclub weer zou starten. Het was een club docenten en promovendi van de vakgroep Biologie die elk jaar samen een recent verschenen boek bespraken. Dat jaar viel hun keus op JMS’99. Elke week bijeenkomst over een hoofdstuk, elke deelnemer moest een hoofdstuk inleiden. De coördinators waren Carolien de Kovel en Zoltan Bogdanovits. Ik nam contact op en vroeg: “ik ben geen medewerker van jullie vakgroep, zelfs geen bioloog, maar mag ik als toehoorder achterin zitten? Het interesseert mij als historicus wat tegenwoordig de gespreksstof is onder biologen”. Er kwam toestemming, ik regelde een exemplaar van JMS’99, en zo bezocht ik tien bijeenkomsten waarin dat boek hoofdstuk voor hoofdstuk werd geanalyseerd door promovendi en docenten van de Utrechtse biologie-vakgroep.
Korthof vindt dat boekje JMS’99 het hoofdwerk van JMS. Wanneer men die claim oppervlakkig bekijkt zijn er meteen al vraagtekens. Wat is het geval? Er worden in allerlei vakken Nobelprijzen uitgereikt, maar niet in wiskunde. Wiskunde heeft een eigen medaille met soortgelijk prestige, namelijk de Fields Medal, eenmaal per vier jaar uitgereikt aan een wiskundige die dan niet ouder mag zijn dan veertig jaar. Waardoor kon deze medaille voor onder-40-jarigen uitgroeien tot de meest prestigieuze onderscheiding in het vak? Doordat wiskundigen hun topprestaties leveren op zeer jeugdige leeftijd, soms al rond hun twintigste. Voor schakers geldt hetzelfde: ze pieken jong, schakers van veertig behoren al tot de oudjes. JMS komt uit dezelfde wiskundige hoek. Begon met vliegtuigbouwkunde, een zeer wiskundig vak. Zwaaide om naar biologie en benaderde ook dat vak wiskundig. Bij verschijning van zijn boekje JMS’99 was hij echter al tachtig jaar oud. Dat is niet bepaald de leeftijd waarop wiskundigen hun creatieve top beleven. Reden om nader te kijken naar Korthof’s claim dat het zijn hoofdwerk is.
De tachtigjarige JMS is niet de enige auteur van JMS’99. Zijn co-auteur is de 40-jarige Hongaarse bioloog Eörs Szathmáry. Uitgevers doen het dikwijls zo: de jonge energieke auteur doet het meeste werk en de ‘éminence grise’ levert vooral zijn naamsbekendheid die de aandacht van collega’s trekt. Die uitwerking had het ook op het academische leesclubje in Utrecht. In hun Biologie-faculteit gonsde al decennia de reputatie van ‘éminence grise’ JMS, natuurlijk wilden zij het nieuwe boekje van hun oude meester lezen. Maar waarop berustte die reputatie van hun oude meester? Met die vraag belanden we bij zijn boek uit 1958, door mij gekwalificeerd als zijn hoofdwerk. Wat is JMS’58 voor een boek?
De beide wereldoorlogen hebben de leidende positie van de Duitse wetenschap onttakeld. De Angelsaksische wetenschap werd dominant, met leidende posities voor de Engelse taal en Engelstalige vakbladen. Ook het vak biologie moest rond de Tweede Wereldoorlog omschakelen van Duitse naar Angelsaksische traditie. Zonder veel omhaal werd een Engelsman, namelijk Darwin, aangewezen als de grondlegger van de moderne biologie, de naoorlogse biologen noemden zich navenant het “neo-darwinisme”.
. In de eerste naoorlogse jaren heeft het neo-darwinisme nog geen eigen boek waarin hun nieuwe orthodoxie overzichtelijk gerangschikt bijeen staat. Die lacune vult JMS in 1958 met zijn boek The Theory of Evolution (correcter zou zijn: The theory of neo-darwinism). Vijftig jaar is het een bestseller. Vijftig jaargangen biologen vinden in JMS’58 de axioma’s en redenaties die in hun vak wenselijk zijn, het is hun canon. De eerste editie (1958) beleeft vele herdrukken. In 1966 verschijnt de tweede editie, eveneens met vele herdrukken. In 1975 de derde editie, opnieuw met talrijke herdrukken. In 1993 volgt de eervolle Canto-editie. Canto is de reeks waarin Cambridge University Press aan succesvolle publicaties een speciale editie geeft, met een lovend voorwoord door een vooraanstaand vakgenoot, zoals bij jubileum-edities. Ook deze Canto-editie beleeft herdrukken in 1995, 1997, 2000. Dus op het moment dat JMS’99 verschijnt wordt het veertig jaar oudere JMS’58 nog volop herdrukt en verkocht.
. JMS’99 verkoopt slecht. In 1999 verschijnt de dure hardcover, voor bibliotheken en instituten. Een jaar later de goedkope softcover voor studenten en anderen, een herdrukje in 2009. Die bescheiden verkoop zou allicht nog lager geweest zijn zonder de bekende naam JMS op de kaft. Het boekje borduurt voort in de denkstijl van JMS’58. Het beschrijft het leven als informatie-overdracht, naar de informatica-mode van die tijd.
. Kortom, JMS’58 is het hoofdwerk van JMS. Met dat boek zet hij zijn stempel op het collectieve bewustzijn van de biologie. Het is de bijbel van de naoorlogse biologen. En ja: in het jaar van verschijning, 1958, is de auteur 38 jaar, de leeftijd waarop zulke wetenschappers gewoonlijk hun creatieve top beleven. Niet op hun tachtigste.
Nu naar Korthof’s tweede bezwaar. Mijn kritiek op het neo-darwinisme trof vooral de woordvoerder ervan, Richard Dawkins. Daarop deed Korthof de debatingtruc ‘verwissel de poppetjes’: hij zei dat de beschadigde Dawkins een onbelangrijke pion is, en dat John Maynard Smith (JMS) de echte hoofdpersoon van het neo-darwinisme is. Klopt dat? Nee. Waarom niet?
. Een eerste oppervlakkige waarneming leert dat van de twee biologen Dawkins de meer prominente positie bekleedt. Hij is hoogleraar aan de internationale top-universiteit van Oxford, terwijl JMS werkt aan een minder bekend instituut te Sussex. Dat is op zichzelf al een reden om te focussen op de prominente Dawkins. Maar belangrijker is het volgende.
. Toen JMS’58 in 1993 in de Canto-reeks verscheen, zocht de uitgever een vooraanstaand geestverwant om de laudatio te schrijven die als extra voorwoord zou worden opgenomen in die speciale editie. De bekendste bioloog ter wereld bleek bereid die laudatio te leveren, namelijk Richard Dawkins. Omgekeerd gebeurde hetzelfde: de mega-bestseller van Dawkins, The Selfish Gene (1976), kreeg na dertig jaar een jubileum-editie (2006) met een extra nawoord door JMS. De twee biologen zijn volledig geestverwant, geen twee wetenschappers zijn zo verliefd op elkaar als RD en JMS. Dawkins beschrijft hoe hij JMS’58 las. Hij was zo onder de indruk van de foto van JMS achterop dat boek, dat hij tijdens het lezen telkens het boek dichtklapte om naar de foto te kijken: “I kept peeping at the back cover as I read, then returned to the text with a smile”. De twee geestverwanten hebben een taakverdeling binnen het neo-darwinisme. JMS schrijft in vrij technisch jargon voor vakgenoten, terwijl Dawkins het neo-darwinisme verwoordt in taal die ook niet-biologen bereikt. Dawkins is de publieke vertegenwoordiger van het neo-darwinisme, zijn prominente professoraat te Oxford is geen research-post maar de “professorship for the public understanding of science”. Dertig jaar lang is hij de mondiale woordvoerder van het neo-darwinisme.
. Kortom, bioloog Richard Dawkins was de juiste opponent.
Tot slot iets over Korthof’s motief achter beide bezwaren. Het lijken (bewuste of onbewuste) pogingen het debat te verslepen van mijn historische terrein naar zijn eigen technisch-biologische terrein, waar hij zich zekerder voelt en waar hij historici kan kwalificeren als onbevoegd, hij schrijft: “Munnich is historicus, geen bioloog”. Daarmee komt de kern van het probleem naderbij. Het woord biologie betekent ‘wetenschap van het leven’. Die ruime definitie suggereert dat alle levenskwesties onder supervisie van de bioloog vallen. De werkelijkheid is anders. De biologie bestudeert enkele aspecten van het leven. Andere wetenschappelijke disciplines bestuderen andere aspecten van het leven. Antropologie, sociologie, psychologie, pedagogie, economie, rechtswetenschap, al die wetenschappen onderzoeken aspecten van het leven. En ook historici onderzoeken uitsluitend het leven. Mijn boek bespreekt enkele opvattingen over het leven, inclusief hun culturele en politieke context.
Het is het topje van de ijsberg. Om het wonderlijke gehalte van Korthof’s twee stukjes te zien, kan men ze bekijken op zijn website.